kapper

“Sorry, héél even over mijn haar”, zei ik tegen kapster T. die knipte zoals ze praatte: veel. Heel veel. En het ging allang niet meer over mijn haar. Na mijn haperende suggesties over welk kapsel het best bij mijn sprankelende personality zou passen, had kapster T. opgemerkt: “Ja leuk. Maar dat lukt niet met jouw haar.” Dus dat onderwerp was tijdelijk geparkeerd, zoals ze bij ons op Kantoor altijd zeggen als ze de zaak afblazen.

Kapster T. had twee keer met haar schaar in de lucht geknipt, het had iets van een startschot. Direct daarna had de slachting een aanvang genomen. Evenals de woordenstroom, featuring de grootste lamzak uit de geschiedenis: de man van kapster T. die haar had verlaten, of nou ja verlaten, hij had haar bedrogen met een vrouw uit Ede/Wageningen en toen had zij gezegd: als je dat nog één keer doet, en hij had het nog één keer gedaan. En toen nog een keer en daarna nog eens, dus in totaal vier keer. En toen was hij nooit meer teruggekomen, dit was nogal onverwacht.

Een overvloed aan blond haar was naast me op de grond gedwarreld. Ik had er lange tijd via de spiegel naar gestaard omdat het zo’n schitterend gezicht was. Totdat me was ingevallen dat het mijn eigen haar betrof. En dat ik straks zonder dat haar op de fiets zou zitten. Als kapster T. al lang weer haar woorden in de nek van de volgende klant spuwde, en de volgende. En alle klanten daarna. Terwijl ik de komende nacht met wijdopen ogen in het donker zou liggen staren en tevergeefs zou proberen het haar bij mijn schouder te vinden.
Ik stak een vinger op, zoals ik ook wel eens in de tandartsstoel mijn vinger opsteek, waarna de tandarts dan een korte boorpauze inlast. Als het meezit dan – ik had ooit een tandarts die mijn vinger ijskoud terug naar beneden duwde en onverstoorbaar doordrilde. IJlings trok ik mijn vinger in, kapster T. leek me in staat om hem er gewoon in één beweging af te knippen.

“Dus ik zeg, als je iets belooft, dan moet je het wel namaken, ja zo sta ik er dan in”, zei kapster T. Ze kwam achter me staan en schudde het overgebleven haar op alsof het een pan kruimige aardappels was die net was afgegoten. We keken samen in de spiegel. Ik deed mijn ogen dicht. Ik ging ze voor eeuwig dichthouden. Ik deed mijn ogen open want je kunt je ogen natuurlijk niet voor eeuwig dichthouden. Kapster T. bewoog haar mond nog steeds –  en ik hád haar op zich wel een klap kunnen verkopen maar ik werd gehinderd door het besef dat er in het leven van kapster T. waarschijnlijk maar een paar mogelijkheden waren: doorpraten of ter plekke dood neervallen. En als de zaken er bij de ander zo voor staan, wie ben jij dan om zo iemand tot zwijgen te manen en dus in feite het leven te ontnemen. Daarom deed ik van binnenuit mijn oren dicht en zo kreeg ik het met enige moeite voor elkaar een coherente gedachte te formuleren: kop op, het groeit wel weer aan.

Want dat is je enige troost in het drama dat kapster heet: het groeit altijd weer aan. En uiteindelijk zelfs in die mate dat je – en dat is dan weer het slechte nieuws – opnieuw ter kapsalon moet. De plek waar al je angsten samenkomen in één stoel. Waar de sociale ongemakkelijkheid broeit in je altijd te strak dichtgeknupte kapmanteltje. Waar je je ego, samen met je pony, op de vloer terugvindt.

Enfin, hier komen ze: de problemen van elk kappersbezoek.

Het is met water
Leg uw hoofd maar even naar achteren in deze dodelijke knik. Maar erger: de haarwassing wordt onveranderlijk uitgevoerd door haarwasstagiaires die met hun gedachten nog bij de handen van hun vriendjes zitten en met de blik op oneindig vaag-erotische masseerbewegingen maken op de plek waar ze je hoofd vermoeden. Stage-opdracht één: het water hoort tappelings in beide oren te lopen. Stage-opdracht twee: het water moet óf te heet óf te koud zijn maar nooit precies goed. Stage-opdracht drie: maak de klant krankzinnig met een hoofdmassage. Don’t get me started on de hoofdmassage. Ik heb weleens al mijn moed bij elkaar geraapt en gezegd: ‘Ik hoef dus geen hoofdmassage hoor.’ ‘Prima!’, zei de haarwasstagiaire. En daarna gaf ze tóch een hoofdmassage. Dan staat je leven even stil hoor. Ik ben de dag nabij dat ik opsta, de haarwasstagiaire een draai om de oren geef en zelf in het keukentje mijn haar ga wassen.

Je moet luisteren
Nu snap ik ook wel dat je niet zwijgend in een kappersstoel kunt gaan zitten, je zwijgend omhoog kunt laten voetpompen, je zwijgend kunt laten knippen, je zwijgend naar beneden kunt laten voetpompen en zwijgend af kunt rekenen, maar nu ik het zo opschrijf denk ik: het zou wel mooi zijn, of niet soms!
Mijn ideale kappersconversatie gaat als volgt: de kapster en ik bespreken mijn toekomstige prinsessenkapsel in al heur fascinerende facetten, ik krijg een roddelblad, ik neem een ironische leeshouding aan, ik lees de Story van A tot Z, de kapster knipt mijn haren niet te kort, niet te lang en wel precies goed, ik maak een vriendelijke opmerking aan het eind, de kapster bedankt er beleefd voor, ik zeg doei, de kapster zegt doei-doei.
De realiteit is dat je tijdens een kappersbezoek nog geen seconde alleen bent met je eigen gedachten. Zie kapster T. – en haar vele zusters die er geen been in zien om hun hele verrotte leven over je heen te braken. In mijn fantasie schreeuw ik wel eens door de kapsalon heen ‘HALLO IK KOM HIER VOOR ME WELNESS JA!’ (Wellness is een term waarvoor iedereen ontzag heeft.) Oh, de geschrokken stilte die dan zou vallen, het deemoedig geknik. Een extra cappuccino, die me in stilte door een haarwasstagiaire zou worden overhandigd. Van nervositeit zou ze wat koffie op het schoteltje laten klotsen, ik zou haar minzaam toeknikken.
Ook erg: de conversatie is totaal klantonafhankelijk. Meestal hoor je bij het de deur uitlopen je kapster exact hetzelfde verhaal in exact dezelfde bewoordingen vertellen aan haar volgende klant. Ik snap ook wel dat de kapster geen vierendertig waargebeurde levensdrama’s paraat heeft. Maar goddamn woman, have you no shame?! Wacht dan tenminste tot ik op de fiets zit.

Je moet praten
Ik roep altijd dat mensen alles van me mogen weten, “behalve mijn pincode hahaha!’ – inderdaad een nogal sneue vorm van humor. Anyway, ik wil helemaal niet dat mensen iets van me weten. En zéker mijn kapster niet. De kapster zelf denkt daar over het algemeen heel anders over, die heeft een eindeloze interesse in alles wat groeit en bloeit en een normaal mens niet boeit. Dit leidt tot afschuwelijke conversaties als ‘Hoe is het op je werk?’ (‘Prima.’) en ‘Ga je nog wat leuks doen dit weekend??’ (‘Ja hoor.’) De stilte die hierdoor ontstaat is het soort stilte waarbij je bidt dat er iemand de voorpui ramt met een auto – zodat je tenminste van die ongemakkelijkheid af bent. Meestal gebeurt dat niet.
Pijnlijkste vraag van de kapster: wie er in godsnaam in je pony heeft zitten hakken?! Onveranderlijk was je dat zelf, op een avond waarop de wanhoop heel groot was. En daarna was de wanhoop links groter dan rechts. En dáárna rechts weer groter dan links et cetera. Soms echter ben je vreemdgegaan bij een andere kapster. Net als in het normale leven betrof het hier een zwak moment, je hoopte dat het bij de ander beter zou zijn, hoe dan ook, het is zaak hierover verder te zwijgen, desnoods tot de dood erop volgt.

Er is een spiegel
Je krijgt natuurlijk wel eens vaker een spiegel voorgehouden, maar meestal is dat op Kantoor dus dat kun je dan gewoon schaterlachend wegwuiven. Zo niet bij de kapper. Wie is die vrouw in die heksencape en dat platgeslagen macraméhaar? Fuckaduck, je bent het zelf. De spiegelconfrontatie is nogal enfin confronterend, ikzelf ben bijvoorbeeld op mijn naakst als mijn haar net gewassen is en op een schaal van nul tot tien heb ik dan een uitstraling van nul. Of, met iets meer welwillendheid beschouwd: die van een Staphorster boerinnetje, op zoek naar een kapsel waar de oorijzers als het ware zo in weg kunnen blenden.
De spiegel is moeilijk dus. Heel moeilijk. Het enige wat je ermee kunt, is het oefenen van nieuwe gezichtsuitdrukkingen die mogelijk nog eens van pas kunnen komen. Ik suggereer de sympathieke glimlach, de verbaasde wenkbrauwlift (voor in de Kantoortuin) en het ongelovig-geschokt wangzuigen (idem). Ik kom persoonlijk niet verder dan de geslagen hond met weinig uitzicht op een beter leven en ik zou haast medelijden met mezelf krijgen, als het er niet zo overdreven zielig uitzag.

Je wordt vergeten
Word je het ene moment nog totaal sufgeluld, het andere moment zit je alleen met je eigen ellendige haar. Je bent inmiddels een schitterend ongeluk, een vogelverschrikker met driehonderd stukjes aluminiumfolie in je haar. Dit is de fase waarin knappe mannen de zaak betreden. En met een beetje pech ben je precies voor het raam geposteerd, waar de hele wereld zich aan deze kermisattractie vergaapt. Toch maakt de stilte deze situatie tot een weldadige. Het oorsuizen trekt langzaam weg, je semi-geïnteresseerde gezicht kan zijn normale hangvorm weer aannemen, kortom: je ademt voor het sinds sinds je binnen bent uit.
Het omslagpunt ligt gemiddeld bij de 24ste minuut. Hm. Waar blijft ze? Ruik ik nou iets branderigs? Je schuift wat op je stoel, je buigt eens voorover, je staart van dichtbij in de spiegel naar het folie. Je haar is… wit. Je kijkt om je heen. Niemand ziet je zitten. Je kapster is pleite, waarschijnlijk rookt ze een sigaretje, ze eet een broodje, ze is even winkelen, ze heeft verdomme op staande voet ontslag genomen en is op de bus gestapt, dit dóe je gewoon niet!
Er is maar één oplossing: de fake-hoestbui, hét hulpmiddel voor hen die bang zijn om vergeten te worden.

Je bent failliet
Het is volbracht. Je bent je haar kwijt, je bent geföhnd op de wijze waarop je (vermoedelijk) een poedel föhnt en je gaat strakjes gewoon even een paar weken in bed liggen. Of je nog een shampoo wilt. Nee natuurlijk niet, je hebt thuis namelijk ongeveer dertig flessen shampoo staan voor slap suf dor rusteloos pluizig onhandelbaar vet droog hoogbegaafd gecombineerd probleemhaar. Anderzijds: in theorie is het mogelijk dat uitgerekend deze shampoo het antwoord is op al je persoonlijke problemen. Bijvoorbeeld door de revolutionaire technologie met kussenachtige deeltjes. Kussenachtige deeltjes! Dat zijn dus hoogstwaarschijnlijk precies de deeltjes waar je haar al jaren naar snakte! Maar je haar kon het zelf niet verwoorden. Arm haar. ‘Ik gebruik ‘m thuis zelf ook’, zegt de kapster en als je zo naar haar bizarre haar kijkt, is dat nog bijna aanleiding om je pinpas weer weg te stoppen. Maar je was al verkocht. Want je hébt al zo weinig illusies. En kom op, het was een zware middag.

Dit artikel stond op 21 juni 2014 in Volkskrant Magazine

5 gedachten over “kapper

  1. Alle beschreven ellende heb ik ook meegemaakt, daarom knip ik nu al jaren zelf mijn haar. Er kan geen kapper tegenop.

Reageren?