Tagarchief: dolly dots

cursus vrouw (vkmag)

Soms hoor je iets en dan zit je zó weer in je jeugd. Dat gebeurde mij toen ik onlangs las dat Mammaloe dood is. De actrice die haar speelde dan – ik mag hopen dat Mammaloe zelf nooit echt heeft bestaan, puur omdat Pipo de Clown dan ook echt moet hebben bestaan en dat vind ik een eng idee. Los daarvan kreeg ik een wee gevoel van vaag verdriet in mijn buik en katapulteerde alleen al het lezen van haar naam mij naar vervlogen tijden.

Naar het eind van de jaren zeventig, om iets specifieker te zijn. Toen nostalgie nog iets van de toekomst was en iedereen nog naar de maan wilde. Het zou nog maar een paar jaar duren voordat ik mijn kapsel ging touperen en ineens  tegen kernwapens was. En dáárna duurde het niet zo gek lang meer voordat ik me wanhopig door de vacaturebank van het arbeidsbureau zou ploegen. Maar vooralsnog zat ik op zaterdagavonden met natte haren en de wilde frisheid van limoenen in pyjama op de bank, met mijn particuliere chipsbakje op schoot. Terwijl mijn vader haast stikte van het lachen om André van Duin, stak mijn moeder zuchtend een sigaret op. Mijn broertje gaf me een duw. Ik gooide mijn broertje van de bank.

Mammaloe dus. De absolute tegenpool van Pipo. De vrouw over wie ik soms peinsde hoe gruwelijk haar wakker schrikken elke ochtend moest zijn. Maar ook de vrouw die ons jonge meisjes en passant alvast leerde dat vrouwen vaak een stúk volwassener in het leven staan dan mannen. Ik hoefde alleen maar naar mijn broertje te kijken om te begrijpen dat dat hartstikke waar was.

Denkend aan Mammaloe gleden mijn gedachten als vanzelf naar al die andere vrouwen die een grote rol in mijn jeugd speelden en van wie ik van alles opstak – maar waar je eigenlijk nooit iemand over hoort. Niet salonfähig genoeg, waarschijnlijk. Neem Nijntje, formeel gezien een van mijn allereerste rolmodellen. Tika, de stoere dochter van Tita Tovenaar. Oprah toen ze nog dik was. Truus de Mier, desperate housewife avant la lettre. De onvolprezen Anita Meyer. Tante Til uit de Familie Knots, een waarlijk vrije geest. Die knotsmalle Joop ter Heul die zich liet temmen door haar echtgenoot. En in dit kader wil ik ook even Smurfinnetje noemen, die haar leven moest slijten in een dorp met alleen maar mannen.

Maar mijn tien állergrootste rolmodellen, dat zijn toch eigenlijk wel deze.

Rolmodel 1: Barbie
Let wel, we hebben het over de echte, ik bedoel dus de pop. Ik vermoed dat ik in mijn jeugd voornamelijk slappe aftreksels van de officiële Barbie tot mijn beschikking had, maar dat maakt in feite niet zoveel uit. Alle Barbies waren hetzelfde: wespentaille, pronte borsten, benen tot in de oneindigheid en zelfverzekerd tot en met, maar dat zou ik ook zijn als ik er zo uitzag. En zo zat je dus als zesjarige met een seksueel volgroeide vrouw te spelen. Of wat daar voor door moest gaan dan, want niemand van de seksueel volgroeide vrouwen die ik in mijn leven ben tegen gekomen, leek ook maar in de verste verte op Barbie. Of het plastic wicht in haar eentje verantwoordelijk is voor de eeuwige onvrede van alle vrouwen over de hele wereld met de staat van hun lichaam, durf ik niet direct te zeggen. Maar het is natuurlijk wel zo.
Mijn buurmeisjes en ik speelden uit het leven gegrepen gezinsdrama’s na met onze Barbies, al dan niet geflankeerd door mijn geduldige cavia Harry die elke familieopstelling gelaten onderging. Ik beleefde met Barbie mijn allereerste kapperstrauma, nadat ik in een opwelling haar haren eraf had geknipt. Dit bleek onomkeerbaar. En ik kreeg ook geen nieuwe Barbie, want ik dacht toch niet dat mijn vader en moeder het geld op de rug groeide hè. Het was een goede opmaat voor alle kappersdrama’s die nog zouden gaan volgen. Een vrouwenleven gaat niet over rozen en dat kon je maar het best zo jong mogelijk leren.

Rolmodel 2: Annika
Zus van Tommy. Het geweten van Pippi Langkous. Die zich van Annika’s benauwde “Oh nee niet dóen, Pippi!” overigens nooit ook maar ene fuck aantrok, maar dat past natuurlijk ook wel bij gecombineerde probleemkinderen. Of vrije zielen, want is maar net welke naam je het beestje geeft natuurlijk. Waar voor andere kinderen Pippi een soort rebelse heldin was, kon ik persoonlijk niet wachten tot bureau jeugdzorg Pippi eindelijk eens in een jeugdinrichting zou gooien. Eén van mijn dwangmatig terugkerende gedachten: hoe lang zou het duren om Villa Kakelbont helemaal op te ruimen? Als iedereen nu eens een middag flink de handen uit de mouwen stak, dan moest je toch een eind kunnen komen. Dwars daar doorheen dacht ik: oh Pippi, waarom kun je niet gewoon eens een keer een mooi bóek gaan lezen of zo!?
Voor mijn soort meisjes was er gelukkig iemand om je mee te identificeren: de nerveuze Annika. Waar Pippi onbekommerd lol had, zat Annika nooit echt lekker in the moment. Maar ja, we kunnen niet allemaal ongediagnosticeerde adhd hebben, natuurlijk. En iémand moet in de gaten houden of deze of gene spontane actie wellicht kon resulteren in gebroken ledematen, brand, of Veel Erger. Het waren dus vooral zorgen die Annika dreven – zorgen én de onbedwingbare aandrang tot het uitwassen van kleding. Zelfs als ze tegen wil en dank werd meegesleurd op een avontuurlijke bootreis naar Taka Tukaland (“Pippi, geef me je broekje!”). Zelf had ik trouwens ook een ministrijkplankje, want dat kon nog in die dagen. Met strijken verdwijnen al je zorgen, vond ik als kind al.

Rolmodel 3: Mary Ingalls
Oudere zuster van Laura Ingalls, hoofdpersonage in het tergend stichtelijke Little House on the Prairie, dat momenteel voor de vierendertigste keer een re-run beleeft op de Nederlandse televisie. Stond als braverik altijd in de schaduw van haar vermeteler zusje, een soort Pippi Langkous op gereformeerde grondslag. Maar Mary Ingalls was een schoonheid, met een wolk van blonde haren en knalblauwe ogen. Waaruit ze alras weinig meer zag, want het arme kind werd stekeblind. (“Oh pa, am I going blind?!?” “Yes child.”) De schok, de ontkenning, de loutering, de acceptatie – het ganse scala aan rouwverwerkingsfasen uit de DSM 4 kwam voorbij. Super leerzaam dus. En elke keer weer huilen.
Ik heb, geïnspireerd door Mary, wel eens geprobeerd een week lang als blinde te leven, maar ik moest helaas na drie minuten opgeven. Leerrendement na die drie minuten: vergeleken bij Mary had je het zelf nog best goed eigenlijk! Hoewel zij, eenmaal blind, direct op de tast de liefde van haar leven vond in een eveneens blinde jongeman. Die enige tientallen episodes later trouwens ineens weer kon zien nadat er een balk op zijn hoofd viel. Allemaal waar gebeurd.

Rolmodel 4: Sissi
Klassiek mooie chica. Was aan het begin van de filmreeks een hartstikke hübsche bakvis maar werd nadat ze het aanlegde met keizer slash moederskindje Franz Joseph al snel een schim van zichzelf. Als Sissi ons één ding leerde, dan was het wel dat je maar beter de havo kon afmaken want keizerin zijn, dat is dus ook niet alles. Maar bovenal liet ze ons zien dat tegen de ware liefde geen kruid is gewassen. Ontzettend jammer eigenlijk, want je gunde Sissi gewoon een warmbloedige Oostenrijkse boer. Opdat ze haar hele leven schaterend van berghellingen kon rollen. En gezellig in de buurt van haar vader en moeder kon blijven wonen. Maar nee, het moest en zou de kaiserige melkmuil worden. Met zijn vermanende “Aber Sissi!”. Zeiksnor.

Rolmodel 5: Annifrid
Van Agnetha. Ook wel: de donkere van Abba. Eeuwige tweede want tegen de mysterieus-afstandelijke blonde Agnetha kon natuurlijk niemand op. De exacte onderlinge verhoudingen tussen de twee zijn me altijd wat duister gebleven, hoezeer ik op de televisie ook zocht naar sporen van animositeit tussen de twee. Maar je zag nooit echt zichtbare haat en nijd, of van het podium-geduw. En hoewel ‘Frida’ mij om onduidelijke redenen mentaal de sterkste van de twee toescheen, had ik toch altijd vaag medelijden met haar. Natuurlijk, ze had de knapste vent (de immer goedgemutst op zijn keyboard spelende Benny), terwijl Agnetha het moest doen met Björn (eveneens een prima kerel doch gruwelijk lelijk). Maar later verfde Annifrid heur haar knalrood en knipte het kort. Oei. Dat is bij vrouwen vaak een teken van woede. Maar zoals ik al zei: we kunnen niks hard maken.
Soms, op feestjes, voel je je ineens heel erg een Annifrid. Naast een minder knap iemand gaan staan helpt. Of je haar blonderen.

Rolmodel 6: Olijfje
Ook wel: Olivia Newton-John. Vrijwel alleen beroemd door haar rol van Sandy in de musical Grease, de eerste en laatste musical die de moeite waard was, wegens bemoeienis van de onvolprezen gebroeders Gibb. Sandy was bij aanvang een preutse, lang-gerokte maagd, met verheven ideeën over de liefde en sluik naar buiten geföhnd haar. Aan het eind van de film volgde de schokkende transformatie tot woest getoupeerde rockchick, gehuld in zwart leer en op hoge hakken. Uit de mond bungelende sigaret: present. Sandy leek me in elk geval ineens niet meer iemand met wie ik vriendin zou kunnen zijn.
Leermoment voor een hele generatie meisjes: pas als je je kleedt als een hoer, krijg je de man van je dromen. In dit specifieke geval John Travolta, dus dan had je ook wat. Tweede leermoment: mannen zijn hersenloze sukkels die op verrassend simpele wijze door vrouwen kunnen worden gemanipuleerd.

Rolmodel 7: Brooke Shields
Teen mom. Soort van oermeisje met zware wenkbrauwen. Strandt als piepjong deerntje op een onbewoond eiland met een eveneens piepjong manneke dat ras uitgroeit tot tarzaneske hunk (Christopher Atkins). Enfin, elk meisje wilde Brooke Shields wel zijn in de tijd van The Blue Lagoon. Zeker toen het allemaal een beetje eilandporno begon te worden. Het betrof hier in feite twee jonge wilden, dus je zou denken: hatsee. Maar nee. Zelfs bij ontstentenis aan seksuele opvoeding, mijlenver van het juk der beschaving (en hallo: onbewoond eiland) krijgt Brooke ineens een all American aanval van preutsheid als ‘hij’ er op zekere leeftijd zin in begint te krijgen. Terwijl zij dan alláng ontluikende borsten heeft. Natuurlijk laat ze zich uiteindelijk overhalen, want nou ja, onbewoond eiland dus en verder geen ruk te beleven. Maar de boodschap was helder: nette meisjes zeggen eerst altijd nee. Ook op een eiland.

Rolmodel 8: Sue Ellen Ewing
Melodrama-vrouw in Dallas. De verpersoonlijking van het battered woman syndrome. Kon ook prima overweg met negatieve spiralen. En ze zou ook zomaar de onofficiële grondlegster kunnen zijn van het passive agressive met de lip trekken. Sue Ellen had dan ook een eikel van een vent (JR Ewing) en een kwezel van een schoonzus (Pamela Ewing, een Stepford Wives-achtige tuthola met grote borsten en zonder noemenswaardige karaktertrekken). Vergeleken bij haar was Sue Ellen dan tenminste nog chronisch ontevreden en ongelukkig.
En niet te vergeten: aan de drank. Als Sue Ellen eenmaal in de olie was, dan bleef er van dat passieve ineens een stuk minder over. In mijn herinnering gooide ze wel eens een whiskyglas stuk tegen een spiegel. Páts. Schrok je toen wel van.

Rolmodel 9: Dolly Dots
Zes rolmodellen voor de prijs van één. Beenwarmers galore. De meest bereikbare meidengroep aller tijden, of eigenlijk niet echt maar soms fantaseerde ik dat er eentje haar been had gebroken en ik in moest vallen. Er zaten twee Angela’s in, maar die ene sprak je uit als Ansjééla (Sjeel). Verder zijn er over de meiden nauwelijks interessante feitjes te vertellen. Maar het geheel is meer dan de som der delen: de Dolly Dots vertegenwoordigden de droom van die ongelofelijk gezellige vriendinnengroep, die je in je eigen leven maar niet voor elkaar kreeg. Pyjamaparty’s, elkaars haren vlechten, ruzietjes die weer werden bijgelegd, de héle mikmak. Heerlijk.

Rolmodel 10: Penney de Jager
Last but not least. Want iedereen die oud genoeg is, kent Penney de Jager. Het is de vrouw van wie we thuis altijd zeiden: “Hee daar heb je de Pennywafel”, als ze gepassioneerd en in rook gehuld aan kwam zweven in Toppop. In een legging, een lange doorschijnende rok en een turnpakje. En met een bijzonder wild getoupeerde bos haar natuurlijk. Soms, als de artiest an sich te saai was of te belazerd om voor drie minuten playbacken naar de studio te komen, vertolkte Penney het betreffende nummer gewoon in haar eentje, via de internationale taal van de dans. Als kind voelde je haarscherp aan dat ze de essentie van het liedje heel kunstzinnig en intuïtief aanvoelde. Met liefst grootse en weidse gebaren die op minder ingevoerde kijkers wellicht wat bruusk konden overkomen. Hoe dan ook, Penney wist de eventueel ook aanwezige popster in kwestie behoorlijk naar de achtergrond van het podium te dringen.
Ik vond haar altijd wat apart, een soort van kruising tussen Kate Bush, die ik ook een beetje apart vond en buikdanseres Yonina (uit de Willem Ruis-show), die ik ook een beetje apart vond. Maar Penney leerde ons ondertussen maar mooi dat het lichaam een soort van instrument kan zijn, in plaats van een dood (of nou ja, levend) gewicht dat je nu eenmaal met je mee moest slepen. Penney’s levensles: je moest gewoon één zien te worden met de muziek en dan voelde je vanzelf aan hoe je moest bewegen.
Desalniettemin dansten wij uit angst voor sociale uitsluiting op schooldisco’s toch liever gewoon met onze tasjes op een hoop in het midden. En moet ik nog steeds heel, heel erg dronken worden voordat ik zo durf te dansen als Penney de Jager.

[Dit verhaal verscheen op zaterdag 9 maart 2013 in Volkskrant Magazine]